Ambacht - Ridders van de Achterhoek


Kaartweven
Het kaartweven is een techniek die al eeuwenoud is. Men weet niet precies waar deze techniek het eerst toegepast is, maar uit opgravingen is wel bekend dat het kaartweven al werd toegepast in grote delen van Europa en Azië, al minimaal 2500 jaar geleden. Er zijn talrijke archeologische vondsten. Deze komen voor van Scandinavië en IJsland tot en met Egypte, van Groot Brittannië tot China en Tibet. De oudste vondst tot nu toe bekend, stamt uit het graf van een Keltische edelman in Eberdingen-Hochdorf dichtbij Stuttgart in Duitsland, van ca. 750 v. Chr.

Het principe van het kaartjesweven is eenvoudig. De meest gebruikte kaartjes zijn vierkant en hebben op elke hoek een gaatje. Door ieder gaatje komt een draadje in een bepaalde kleur. Dit wordt de ketting genoemd. Nadat alle gaatjes zijn ingeregen en zijn opgespannen, pak je het pakketje kaartjes bij elkaar. Vlak onder het pakketje is een opening waar je de inslagdraad door kunt halen. Door elke keer de kaartjes een kwartslag te draaien en de inslagdraad door te halen, krijg je een patroon en vormt het geheel een band.


Er zijn varianten met kaartjes met 6 gaatjes. De kaartjes kunnen gemaakt zijn van leer, hout, been, hoorn en messing, brons of koper. Belangrijk is dat de kaartjes goed afgewerkt zijn en geen scherpe kantjes hebben, anders worden de draden doorgesneden.

Er werd vroeger vooral geweven met wol en linnen, alhoewel andere materialen ook voorkwamen, zoals haar en zijde. Erg kostbare boorden werden gemaakt door met extra zilver of gouddraad te werken. Deze waren vooral in trek bij de rijke adel en voor kerkelijke gewaden.

Verven
Tijdens ons herfstkamp in 2013 hebben we het eerste experiment uitgevoerd wat betreft het verven van stof met natuurlijke middelen. Eerst werd de stof (in dit geval heel on-middeleeuws oud katoenen beddengoed) een half uur gekookt in water met aluin en wijnsteen. Dit wordt gedaan om de stof te beitsen. De stof kan dan beter de kleurstof opnemen en vasthouden. Daarna werd in een andere pan water aan de kook gebracht. Hier werden een heleboel uienschillen toegevoegd. Dit werd regelmatig geroerd totdat de uienschillen geen kleurstof meer afgaven. Zelfs de roerstok werd geel. Gebruik niet dezelfde roerstok voor het verfbad en het beitsbad, anders krijg je ook vlekken op de stof die je beitst. Misschien moet die wel een heel ander kleur krijgen. Nadat de schillen geen kleur meer afgaven, ging de (gebeitste en gespoelde) stof erin.
   
De stof werd er door geroerd tot dat er geen kleurstof meer werd opgenomen. Je kon de stof zien kleuren van heel lichtgeel tot okergeel. Dit duurde wel een poosje. Daarna werd de stof eruitgehaald, uitgespoeld en opgehangen.

Later is de gekleurde stof in de wasmachine gewassen, maar de stof heeft zijn kleur behouden!! Missie volbracht.
Gebeitste stof kan na het uitspoelen bewaard worden om later te verven. De dampen van het beitsbad zijn natuurlijk niet gezond, dus probeer er op te letten dat je niet onder de wind staat en teveel hier van inademt.

Twee weken later hebben we een 10 liter pan gevuld met water, rode kool gesneden erin, aan de kook gebracht. Daar gingen twee kussenslopen in. Die zijn in een zacht babyblauw met een tikje lila eruit gekomen. Dat ging richting pastel, geen intensieve kleur dus.

Wol
Hier mee willen we in de toekomst ook gaan werken. Men kan denken aan spinnen, weven en vilten. We houden je op de hoogte van onze experimenten en vorderingen.