Adolph van Nassau - Ridders van de Achterhoek


    Adolf van Nassau is geboren in 1250 te Göllheim. Hij is een zoon van Walram de II van Nassau (-Wiesbaden-Idstein) en Adelheid van Katzenelnbogen.

In 1270 is hij getrouwd met Imagina van Isenburg-Limburg. Samen kregen zij 8 kinderen.
In 1276/1277 volgde hij zijn vader op als graaf van Nassau. Hij erfde het landgoed ten zuiden van de rivier de Lahn in het Taunus gebergte inclusief Wiesbaden en Idenstein.

In de jaren die volgden werkte hij zich steeds verder op tot aan het bisschopdom en het koningshuis.
Op 5 Juni 1288 was de slag bij Woeringen Aan de ene zijde stonden de troepen van hertog Jan 1van Brabant met 1500 ridders gesteund door Arnold V van Loon en burgers van de vrije rijksstad Keulen. Tegenover hen stond de Aartsbisschop van Keulen samen met de troepen van Luxemburgers, Geldersen en Limburgers met 2200 ridders. Adolf van Nassau vocht aan de zijde van de bisschop.

Brabant won de slag en de bisschop werd samen met vele anderen gevangen genomen, Adolf zat hier ook bij.

Graaf Adolf van Nassau wordt door hertog Jan I van Brabant zonder losgeld vrij gelaten voor zijn tijdens de strijd betoonde moed. Dit gebaar zal de hertog geen windeieren leggen als Adolf in 1292 tot rooms-koning wordt gekozen. Tot aan 1292 was Adolf een bescheiden vorst. In het jaar 1298, als hij wordt afgezet gaat Adolf hier niet mee akkoord en bij zijn geboorte plaats Göllheim komt het tot een veldslag met zijn tegenstanders. Bij deze slag komt Adolf om het leven, we schrijven de dag 2 Juli 1298.

Adolfs lichaam wordt eerst begraven in de abdij die hij samen met zijn vrouw gesticht heeft, de Rosenthal abdij ( omgeving Kerzenheim). Later wordt hij herbegraven in de kathedraal in Speyer. Een monument van koning Adolf knielend in bepantsering in gebed herinnerd ons tot op de dag van vandaag aan het bijzondere bestaan van deze ridder.